De huidige situatie beschreven

Het basiskapitaal van de locatie wordt vooral gevormd door de groene sfeer en identiteit van de plek. De locatie heeft het besloten karakter van een buitenplaats. In de groene kamer staat een ensemble gebouwen geconcentreerd op en rond het erf. De rest van het terrein heeft een parkachtig karakter met bos, weitjes en een representatief voorterrein. Bijzondere siertuinen zijn niet aanwezig.
Het ensemble van gebouwen en groenstructuur heeft een cultuurhistorische waarde vanuit de afleesbare geschiedenis van het complex, de ontwikkeling van buitenplaats naar klooster. De cultuurhistorische waarde van de individuele gebouwen spitst zich vooral toe op het voormalige buiten en in mindere mate op de boerderij en de kapel. Door de vrij grof vormgegeven zijvleugels en de manier waarop het oude buiten hier tussen geklemd staat, wordt de betekenis van dit gebouw ontkracht. Door de weging tussen de cultuurhistorische betekenis en de bruikbaarheid voor de nieuwe functie ligt het voor de hand de vleugels te verwijderen en het hoofdgebouw weer zijn dominante rol te laten spelen in het ensemble. De kapel en de boerderij kunnen mogelijk in de nieuwe aanleg een passende functie krijgen, waarbij het van belang is dat zich voor de kapel een functie aandient die op passende wijze gebruik kan maken van de ruimte.

Context
De locatie heeft een aantal bijzondere kenmerken en waarden. Door middel van een ruimtelijke analyse zijn de kwaliteiten opgespoord. Ze vormen als het ware het basiskapitaal van de locatie. Behoud en versterking van dit basiskapitaal zal het vertrekpunt moeten vormen voor de beoogde herontwikkeling.

Het perceel ligt buiten Oirschot aan een oude laan tussen Oirschot en het gehucht Straten. Op de grote landschappelijke schaal is het perceel in feite gelegen aan de rand van een uitgestrekt complex van oude bouwlanden aan de noord- en oostzijde van Oirschot. Deze bouwlanden met hun bolle akkers worden omzoomd door een krans van landwegen met clusters van cultuurhis-torisch waardevolle lintbebouwde structuren.
Voor de realisatie van een buitenplaats aan de oude laan is eeuwen geleden een fragment aan de oude akkers onttrokken. Met de aanleg van een ‘buiten’, vijverpartij en (latere) bijbehorende groenaanleg heeft het perceel een bijzondere positie en identiteit in het landschap gekregen. Het plangebied heeft een hoofdoriëntatie op de laan en heeft geen ruimtelijke of functionele relaties met het landschap van de akkers.
De functiewisseling van een buitenplaats als een privé woonverblijf naar een klooster heeft aan het ruimtelijke karakter niets veranderd. Waarschijnlijk is de zelfstandige positie van het terrein ten opzichte van de omgeving alleen maar verder versterkt door de ontwikkeling van het robuuste groen. De locatie is het beste te typeren als een besloten groene kamer.

Locatie
Op het stedenbouwkundige schaalniveau is de volgende ruimtelijke opbouw in hoofdelementen aanwezig:
Bos. Een groot deel van het perceel bestaat uit volgroeid besloten bosbeplantingen met daarin een verscholen padenstructuur, vijverpartij, begraafplaats en andere kleine elementen. Het bos markeert aan de noord- en westzijde de overgang naar het open landschap. De vijverpartij draagt bij aan de verfraaiing van de parkachtige opzet, maar markeert tevens de overgang tussen de westelijke helft en de oostelijke helft van de locatie. Beide delen hebben een geheel eigen karakter.

Weide. Omzoomd door het bos ligt op de westelijke helft van het terrein een open gebied dat gebruikt wordt als weide. Deze weide loopt door tot aan de Montfortlaan. Een greppel en een haag vormen de overgang tussen de weide en de laan. Halverwege de weide is de ruimte iets geknepen kruist een pad de ruimte, waardoor er in feite twee compartimenten ontstaan. Deze open plek zorgt er voor dat de schaal en maat van het terrein ervaren kan worden.

Ensemble van hoofdgebouwen. Op de oostelijke helft van het terrein ligt op enige afstand van de weg een ensemble van hoofdgebouwen. Centraal in dit aaneengebouwde ensemble staat het oorspronkelijke huis met een front-breedte van bijna 20 meter. Dit centrale deel is het Rijksmonument. De overige delen, waaronder de kapel, zijn steeds van latere datum en kennen geen monumentale status. De kapel sluit als een afwijkend volume het ensemble aan de westzijde. Het totale ensemble heeft een hoofdoriëntatie op het zuiden.

Entreegebied. Tussen hoofdgebouwen en de Montfortlaan ligt een voorterrein met gebogen oprijlaan. Een gazon met daarop enkele monumentale bomen (waaronder een rode beuk en een cypres) zorgen voor een formeel en representatief geheel. Tussen de laan en dit gazon ligt een deel van de waterpartij die de representatieve sfeer versterkt. Door de zware begroeiing wordt, vanaf de weg, de bebouwing een groot deel van het jaar aan het zicht onttrokken. De hoofdentree ligt momenteel aan de uiterste oostzijde van het terrein. Het vermoeden bestaat dat in vroegere tijden de oprijlaan op twee punten aan-takte op de Montfortlaan.

Kloostererf. Aan de oostflank van de kavel, achter de voorgevellijn van de hoofdgebouwen, ligt het erf. Hier zijn parkeervoorzieningen voor bezoekers en ligt de ontsluiting van de bijgebouwen achter het klooster. De bijgebouwen bestaan uit een oude boerderij en enkele werkplaatsen van recentere datum. De boerderij heeft geen monumentale status. Het erf heeft een open karakter en de sfeer en samenstelling van het groen wijkt af ten opzichte van de groengebieden aan de noord en westzijde van het terrein.

Montfortlaan. Deze openbare weg behoort niet tot het plangebied van de haalbaarheidsstudie. Echter, deze lommerrijke lijnstructuur met fraaie laanbeplanting ondersteunt en complementeert de bijzondere en voorname landschappelijke setting van het huidige kloostercomplex.

Gebouwen
Het ensemble van (hoofd)gebouwen bestaat uit verschillende componenten:
Het Oorspronkelijke Buiten. Het huidige huis is gebouwd in 1775 door de Heer van Oirschot voor zijn zoon op de plaats van een eerder huis, dat al in 1645 bestond en in het begin van de 18e eeuw is gesloopt. Na de verkoop in 1831 werd het buiten een studiehuis voor de missionarissen Fils de Marie, die het in 1903 verkochten aan de paters Montfortanen.
Het oorspronkelijke huis is Rijksmonument en heeft, naast de redelijk intact behouden structuur, in het interieur een aantal waardevolle elementen. De meest waardevolle elementen lijken zich vooralsnog in de middentravee te bevinden in de vorm van de met gesneden balusters uitgevoerde hoofdtrap en een zeer goed bewaard kabinet in een 8 hoekige torenachtige uitbouw.
Mogelijk bevinden zich achter en boven latere wanden en plafonds nog afwerkingen uit de bouwtijd. Omdat het gebouw in zijn uiterlijke verschijning en interieurelementen voor zijn tijd sober is uitgevoerd, moet een eventuele waardevolle afwerking met name op de bel-etage verwacht worden.

Vleugels. In 1900 worden aan het oorspronkelijke buiten vrijwel identieke vleugels gebouwd. De kap van het buiten wordt aangepast aan de kapvorm van de vleugels. In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt de oostelijke vleugel als pendant van de kapel gebouwd.

Kapel. De westelijke vleugel eindigt in een rond 1910 gebouwde kapel van vier traveen en een koortravee met 5 zijdige sluiting. In tegenstelling tot het hoofdvolume staat de kapel op het maaiveld. De kapel bezit glas in loodvensters uit 1953 van de hand van Jaap Min en muurschilderingen.

Kloosterboerderij. Achter het huis staat de voormalige kloosterboerderij. Deze in 1932 gebouwde kortgevelboerderij bevat resten van een oudere boerderij die mogelijk nog bij het voormalige kasteel hoorde.

Werkplaatsen. Achter de hoofdgebouwen en gedeeltelijk tegen de boerderij staan eenlaagse werkplaatsen en stallingen, die gebouwd zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw. Samen met de boerderij vormen deze werkplaatsen een samenhangend geheel van bijgebouwen.

Hergebruik perspectief.
Het oorspronkelijke Buiten heeft door zijn allure en vrij intacte structuur de mogelijkheid die elk gebouw van dit type heeft.
De vleugels hebben echter een structuur en uitstraling die op gespannen voet staat met de gedachte nieuwe functie. Het institutionele karakter en de opdeling van de plattegrond in relatief kleine kamertjes is strijdig met de huidige meer open en individuelere wooneisen.
De kapel is zeer sober en ingetogen. Door de typische kapelvorm hangen exterieur en interieur sterk samen. Het handhaven van de kapel is alleen zinvol als de ruimte beleving niet aangetast wordt. Er moet dus een functie gevonden worden die passend is in het gebouw.
De boerderij heeft een massa en karakter die aanpassing aan een nieuwe functie mogelijk maken.